Pompon
Pompom werd geboren in Saulieu in de Franse Bourgogne als zoon van een meubelmaker. Op zijn 15-de jaar trad hij in dienst bij een begrafenisondernemer in Dijon, waar hij de beginselen van het beeldhouwen leerde. In de avonduren bezocht hij l’Ecole des Beaux Arts. Vijf jaar later vertrok hij naar Parijs, waar hij overdag ook bij een begrafenisondernemer werkte, in Montparnasse, en s’avonds l’Ecole Nationale des Arts Décoratifs bezocht. Later werkte hij mee aan de nieuwe decoraties voor het Hôtel de Ville, dat ten tijde van de Commune in brand was gestoken. Tijdens zijn opleiding ontmoette hij de beeldhouwer van dierfiguren Pierre-Louis Rouillard, wat wellicht de inspiratiebron vormde tot het werk waarom hij veel later beroemd zou worden. In 1882 trouwt hij Berthe Velain, die net als zijn moeder werkte als couturière. Hij tracht een eigen oeuvre op te bouwen, en zijn eerste grote beeldhouwwerk “Cosette” trekt weliswaar de aandacht van de jury van de salon maar een zelfstandige carrière als beeldhouwer lijkt nog ver weg. Uiteindelijk treedt hij in dienst bij Rodin, waar hij na drie jaar “chef de l’atelier” wordt. Vanaf 1896 tot diens dood in 1916 werkt hij veel voor de toen beroemde beeldhouwer René de Saint-Mareaux. Daarnaast blijft hij zoeken naar een eigen stijl, waarbij zijn voorliefde voor het boetseren in de buitenlucht een grote rol speelt. Hij ontwikkelde hiervoor een ingenieuze mobiele boetseer-inrichting. Bovendien is zijn lidmaatschap van de “Bande à Schnegg”, een groep beeldhouwers rond het atelier van Rodin, van grote invloed. Gezamenlijk zoeken zij naar nieuwe gestileerde vormen, gebaseerd op de monumentale sereniteit van de klassieke beeldhouwkunst. Pompon concentreert zich daarbij meer en meer op dierfiguren, maar een brede waardering blijft uit en hij maakt moeilijke tijd door. Pas vanaf 1919 trekt zijn werk meer belangstelling. Hij verkoopt een stenen sculptuur van een tortelduif aan het Musée de Luxembourg, en twee jaar later drie gipsen dierfiguren aan het Musée de Grenoble. Pas wanneer hij 67 jaar oud is volgt zijn grote doorbraak met de tentoonstelling van “l’Ours blanc” in gips op de Salon des artistes français. Succesvolle tentoonstellingen volgen in Tokyo en Osaka, en de inmiddels beroemde ijsbeer wordt in marmer uitgevoerd. Het museum van Saint-Omer koopt enkele werken en in 1929 krijgt de ijsbeer een plaats in het Musée de Luxembourg. De bijna 3000 werken die Pompon bij zijn dood aan de Franse staat naliet zijn uiteindelijk in het Musée des Beaux Arts in Dijon tentoongesteld. Het Musée d’Orsay in Parijs heeft een grote collectie gipsmodellen